Category Archives: Family

Heart Is Where The Home Is – Part 1

I’ve lived in quite a few different places over the years. This post deals with my various addresses in Holland.

Dutch Reformed Rectory, Oldeboorn

Rectory and church in Oldeboorn as seen by Google

In 1960s Holland, home births were the most common way for the country’s citizens to arrive on the scene. It was no different for me, even if I was born in Friesland which is technically not part of Holland — but that’s another blog post.

The home in question was the rectory in the village of Oldeboorn – my father was a minister with the Dutch Reformed Church who had recently been appointed to the job, our family moving from the much smaller village of Wolsum, where my brother and sister were born. It was a grand house, standing on the grounds of a former mansion, with a marble hallway and large gardens, right nextdoor to the 18th century church itself with its distinctive tower.

The rectory has since been converted to a community centre, and the upstairs bedroom where I was born is now a bar — appropriately enough, some might say.

The career of a young minister will require him and his family to move along to bigger and better paid postings on a regular basis. This is why my residence in the grand rectory of Oldeboorn was shortlived.

Dutch Reformed Rectory, Bergentheim

Rectory in Bergentheim, now demolished

In 1966 I had not yet turned three when we moved 100km south, to the village of Bergentheim which is stretched along the banks of the Almelo-de Haandrik Canal. Though not as grand as Oldeboorn’s rectory, our new home was still substantial.

It did not bring our family good fortune, however. On 10th March 1967, 9 days before my big brother’s 10th birthday and after just 10 years of marriage, my father died suddenly.

Our home was the property of the Church, and with my father gone, we simply had to move on. My mother was given 3 months to find alternative accommodation. Thankfully, one of my father’s colleagues came to the rescue.

Interestingly enough, the house and its bad memories did not outlive my father by much. It was torn down sometime in the 80s for reasons unknown to me.

Wethouder Imminkstraat, Lemele

Wethouder Imminkstraat, Lemele

Our next home had been purchased by my father’s colleague as his retirement home. With his retirement still some years away, my mother was able to rent the house for herself and her three small children.

Situated in the small village of Lemele at the foot of the “Lemeler Mountain” (a barely perceptivle bump in the landscape), this is the first home I can clearly remember. I made my first friends in the kleuterschool — equivalent to junior infants.

As I moved up a level to first class in primary school, my brother moved up at the other end of the scale to secondary school. It soon became clear that this was causing unforseen problems. His school was an hour and a half’s bus journey away, so that’s three hours travelling each day. My sister would have to endure the same hardship the following year, and our GP advised my mother that she’d best move somewhere closer to secondary schools.

Groenezoom 158, Rotterdam

Groenezoom 158, Rotterdam

In April of 1956 my mother walked out the front door of my grandparents’ rented home on the Groenezoom in Rotterdam, a married woman. Less than a decade and a half later, she walked back in — a widow with three kids.

My grandmother had suffered a stroke and had moved into a nursing home. My grandfather took us under his wing and cleared out his home of some 35 years to make room for our young family. When he too suffered a stroke on his 80th birthday, Pake — as we called him, Friesian for Granddad — joined Oma (Dutch for Granny because she felt that the Friesian Beppe sounded too old) in the nursing home.

The company in charge of managing the rented home would have kicked us out of the Groenezoom, since our family didn’t qualify as rental candidates. Luckily somebody somewhere pulled a few strings and we were allowed to stay — and that is how Rotterdam became the city where I grew up, in the same house that had been the home of my mother’s youth.

Settling in to this environment was quite a strain on my brother and sister, who had by now lived in 5 different places, substituting the countryside for the big city and losing their dad in the process. At the tender age of six, I was oblivious to all this, taking to my new surroundings like a duck to the Langegeer.

All three of us Kuipers kids went to the same secondary school that had been attended by my father, and when my brother and sister completed their Leaving Cert, they spread their wings to further their studies in Amsterdam and Groningen respectively. For five years I lived alone with my mother in number 158 on the Groenezoom, until it was my turn to seek adventure in Amsterdam when the Leaving was over and done with.

The JB2 gang, Joos Banckersweg 2, Amsterdam

Joos Banckersweg 2, Amsterdam

My brother was on the lookout for a new flat around the same time that I was moving to Amsterdam. He managed to secure a room for me in an apartment we ended up renting with two of his friends. The apartment was perfect and was my home for all of the four years I spent in Amsterdam.

As the new kid on the block, I had a single room on the top floor of the duplex, where the other three lads had two rooms each. When one of the original occupants moved out, I upgraded to his two-roomed space, and that’s the only time I moved house within Amsterdam, as it were. It was quite a different story in the next city I chose as home.


View Holland Addresses in a larger map


Tune in next time for another exciting episode of “Heart is Where the Home Is”!

Waar komt die naam vandaan?

This article is also available in English

De meeste mensen die ik voor het eerst ontmoet spreken mijn naam verkeerd uit, en ik ben er zo langzamerhand aan gewend om Pierce, Piet of Pierre genoemd te worden. Nu geef ik toe dat ze allemaal dezelfde betekenis hebben, verwijzend naar de rots waarop Christus besloot Zijn kerk te bouwen (Mattheüs 16:18) — aardig toepasselijk voor de zoon van een dominee, lijkt me. Soms als ik er voor in de stemming ben, leg ik uit dat ik Pier heet, “zoals in Scheveningen”. Mijn naam is zelfs in Holland, waar ik ben opgegroeid, ongebruikelijk — en dat komt omdat het geen Hollandse naam is, maar uit Friesland komt — die meest Noordelijke provincie met haar eigen cultuur, taal en natuurlijk — stamboek vee.

Pier Haagsma and Minke Bosma, 26 June 1915
Pier Haagsma and Minke Bosma on their wedding day, 26th June 1915

Mijn ouders hebben de traditie waar de kinderen naar hun grootouders vernoemd worden ernstig opgevat. Mijn broer, als oudste zoon van de oudste zoon, werd vernoemd naar onze grootvader van vader’s kant — Harmannus, afgekort tot Mans — en zo werd een opeenvolging voortgezet die al generaties lang standhield. Mijn zus werd Minke genoemd, naar mijn grootmoeder aan mijn moeder’s kant, want de traditie schrijft voor dat de oudste dochter wordt vernoemd naar haar moeder’s moeder. Toen ik op het toneel verscheen, had ik Lammechien kunnen heten naar mijn vader’s geweldige moeder, maar ik ben van het mannelijke geslacht en zo werd ik de trotse naamgenoot van Pier, mijn grootvader van mijn moeder’s kant.

Pier Haagsma was blij en vereerd dat zijn kleinzoon naar hem vernoemd werd — zijn vrouw Minke Bosma was een beetje teleurgesteld, want “het wordt nooit een Haagsma”. Net als in de familie Kuipers was er een generaties lange traditie waarbij de oudste zoon de naam van zijn grootvader erft — Jacob verwekte Pier, Pier verwekte Jacob enzovoort, totdat Jacob Ids verwekte, vernoemd naar mijn oom (als tweede zoon was oom Ids vernoemd naar zijn grootvader van moeder’s kant) die in 1944 door de Duitsers was gefusilleerd. Als die tragische gebeurtenis niet had plaatsgevonden, zou de naam Pier geen keuze voor mijn ouders zijn geweest — zoals ik al zei, vernoemen werd door hen ernstig opgevat en ze vonden niet dat je een naam moet kiezen die al eerder in de familie is gebruikt. Zoals in Friesland gebruikelijk is, hebben zowel mijn broer, zus en ikzelf als het merendeel van onze Friese neven en nichten slechts één voornaam — mijn Amerikaanse nicht Esther Minke is een van de weinige uitzonderingen. Met haar tweede voornaam is Esther uiteraard vernoemd naar dezelfde grootmoeder.

Het is goed mogelijk dat mijn grootmoeder’s teleurstelling over het niet doorgeven van de familienaam gedeeld werd door een van de voorouders van haar echtgenoot. Het blijkt dat de naam Pier in 1811 zijn intrede in de familie Haagsma doet — nog voordat de naam Haagsma officieel is aangenomen — als Jan Jakobs trouwt met Ybeltje Piers. Jan en Ybeltje noemen hun eerstgeboren zoon Jakob naar zijn vader, zoals de gewoonte was. Als hun tweede zoon in 1817 geboren wordt, vernoemen ze hem natuurlijk naar de vader van Ybeltje en wordt dus Pier Jans — en aangezien Jan in 1815 de naam Haagsma heeft aangenomen in navolging van de nieuwe Napoleontische wet, is Pier Jans Haagsma de eerste persoon in een lange keten die werd verbroken toen mijn neef Ids Haagsma werd genoemd en ik Pier Kuipers.

Als kinderen waren we ons altijd heel goed bewust van de geschiedenis van onze familie, vooral van onze moeder’s kant. Foto’s van lang geleden overleden familieleden prijkten in alle hoeken van ons huis in Rotterdam, dat — al was het dan een huurhuis — zelf ook een familie erfgoed was, bewoond door leden van de Haagsma club sinds 1936 totdat mijn moeder naar Friesland terugverhuisde in 2002.

De portretten van Rinske Gietema en Jitske van Ketel, beiden gekleed in traditioneel Fries kostuum, hingen boven de trap. Zij waren mijn moeder’s grootmoeders, respectievelijk van haar vader’s en haar moeder’s kant, waarbij mijn moeder de naam Rinske erfde. Volgens de regels van de vernoemingstraditie, betekent dat dat mijn moeder een tweede dochter is, aangezien de naam van de maternale grootmoeder — Jitske — gereserveerd is voor de oudste dochter. Dat was inderdaad het geval, maar mijn tante Jitske de Lange-Haagsma en haar man Piet overleden allebei aan tuberculose in hetzelfde jaar waarin Ids werd gefusilleerd. Ze zijn slechts een jaar getrouwd geweest.

Birth Certificate Jitske van Ketel
Birth Certificate of Jitske van Ketel

Toen ik een paar maanden geleden bij mijn moeder op bezoek was, kwam het gesprek weer op de geschiedenis van onze familie. Tussen alle namen, foto’s en datums in mijn moeder’s indrukwekkende verzameling ontbrak haar nog altijd de preciese geboortedatum van Jitske van Ketel. Google bracht uitkomst en in een mum van tijd zat ik verdiept in tientallen genealogische websites, nieuwsgroepen en email lijsten. Dat wat we zochten kwam al snel aan het licht — 26 September 1855, vergezeld van een kopie van de pagina uit het desbetreffende geboorteregister. Wat ik echter niet verwacht had, was de lawine van informatie die na deze ontdekking loskwam.

De geboorte akte vertelt ons dat Jitske van Ketel de oudste dochter was van Bauke Ygrams van Ketel and Trijntje Baukes Tiemstra. Gebruikmakend van onze vernoemingsformule, kunnen we hier uit afleiden dat Trijntje’s moeder Jitske moet hebben geheten. Wat we ook kunnen aannemen, is dat haar oudste broer Ygram geheten moet hebben — dat wil zeggen, als ze tenminste broers had. Het begint spannend te worden.

De voorchristelijke stammen – inclusief de Friezen – die Noord-West Europa bevolkten voordat Ierse monniken verschenen om het evangelie te verspreiden, geloofden dat hun ziel voortleefde in nakomelingen die naar hen vernoemd waren. Als een oprechte heiden was je verplicht om je kinderen naar je ouders te vernoemen om zo het voortleven van hun ziel te garanderen. Het blijkt dat zelf in de Christelijke tijden, de daaropvolgende traditie met een zekere mate van fanatisme in ere werd gehouden.

Hoewel de namen waarover u tot nu toe gelezen hebt misschien al ongewoon genoeg lijken, is het zo dat Ygram zelfs in Friesland erg zeldzaam is. Terwijl ik de details van Jitske van Ketel’s broers en zussen doornam, werd het me duidelijk dat haar vader tot het uiterste is gegaan in zijn pogingen om het voortleven van zijn vader’s ziel te verzekeren. Jitske had inderdaad een oudere broer met de naam Ygram, maar hij stierf in 1871 toen hij net 20 was en zonder kinderen. Na de dood van Ygram worden er niet minder dan nog eens vier zoons geboren. Alle vier overlijden ze als ze slechts een paar maanden oud zijn, and alle vier heetten ze Ygram.

De beschikbare gegevens over mijn voorouders, de van Ketels, gaan veel verder terug dan welke andere familietak ook. Gebruikmakend van de naam Ygram als herkenningspunt, gaat het spoor eerst terug naar 1661, als Jancke Ygrams van Achlum de naam in de familie introduceert door met Jan Alberts van Ketel te trouwen. Jancke’s moeder was een dame die Sara van Vierssen heette, en de familie van Vierssen is terug te voeren tot begin zestiende eeuw – dat is 12 generaties, teruggeteld vanaf mijn eigen generatie.

Louis IV, Holy Roman Emperor
My Great(x18)-Grandfather ?

De stamboom houdt daar niet op – integendeel. Als we hoe langer hoe verder terguggaan in de tijd, komen we uiteindelijk terecht bij een meisje met de naam Elisabeth, die ergens in het midden van de veertiende eeuw geboren is. Men zegt dat zij een buitenechtelijk kind was van Willem V, Graaf van Holland en Zeeland, ook bekend onder de naam Willem I, Hertog van Beieren. Deze Willem was de zoon van niemand minder dan Lodewijk IV, bijgenaamd “de Beier”, Keizer van het Heilige Roomse Rijk, die leefde en regeerde in de eerste helft van de veertiende eeuw.

Onlangs heb ik De Naam van de Roos van Umberto Eco weer eens herlezen, en deze keer vanuit een nieuw gezichtspunt. Wanneer de Heilige Roomse keizer in het verhaal ter sprake komt, gun ik mezelf het plezier om deze historische figuur te beschouwen als mijn overgrootvader tot de 18e macht verheven. Ik vraag me af waar ik terecht kan om aanspraak te maken op de troon?

Oh, en voor het geval u me niet gelooft — ga maar even na:

Pier Kuipers Pedigree
My Claim to the Throne of the Holy Roman Empire

Bronvermelding

Ernst-Jan Munnik en zijn berichten aan de Yahoo nieuwsgroep Friesland-Genealogy:
Bericht 19254
Bericht 19256
Alle Friezen, website die wil laten zien wat er in de Friese gemeentearchieven is te vinden
Genealogie Online
Tresoar, website van het Fries Historisch Museum
Google and Wikipedia
My mother’s archive

What’s in a Name?

Dit artikel is ook verkrijgbaar in het Nederlands

Most people I meet have trouble getting my name right and I’m quite used to being called Pierce, Peter or Pierre. Admittedly they all mean the same thing, referring to the rock on which Christ decided to build His church (Matthew 16:18) — quite fitting for the son of a vicar, it would seem. If I’m in the mood, I may explain that it’s Pier, “as in Dun Laoghaire” or “as in jumping off the Pier”. Even in Holland, where I grew up, the name is unusual — and that’s because my name is not Dutch, but hails from Friesland, the most northern province of the Netherlands with its own distinct heritage, language, and of course — cattle.

Pier Haagsma and Minke Bosma, 26 June 1915
Pier Haagsma and Minke Bosma on their wedding day, 26th June 1915

My parents took the tradition of naming their children after their respective own parents very serious. My brother, being the oldest son of the oldest son, became the bearer of our paternal grandfather’s name — Harmannus or Mans for short — thereby continuing a sequence that’s lasted for generations. My sister was named Minke after my grandmother on my mother’s side, because tradition has it that the oldest daughter is named after her mother’s mother. When I arrived on the scene, I would have been called Lammechien after my father’s wonderful mother; only I’m of the male variety and so became the proud namesake of Pier, my maternal grandfather.

Pier Haagsma was happy and honoured to have his grandson named after him — his wife Minke Bosma was slightly disappointed that I “would never be a Haagsma”. Like the Kuipers family, there had been a generations old tradition of the oldest son inheriting his grandfather’s name — Jacob begot Pier, Pier begot Jacob and so on, until Jacob begot Ids, who was named after my uncle (as the second son, uncle Ids had been named after his maternal grandfather) who was executed by the Germans in 1944. If it wasn’t for that tragic event, the name Pier would not have been an option to my parents — like I said, they were serious about naming and didn’t believe in using a name that had already been claimed by another family member. In the Friesian tradition, me and my brother and sister as well as most of our Friesian cousins do not have a middle name — my American cousin Esther Minke being one of the few exceptions. With her middle name, Esther is of course named after — or for, as the Americans would say — the same grandmother.

My grandmother’s disappointment with me not carrying the Haagsma family name may well have been shared by one of her husband’s ancestors. It turns out that the name Pier arrives in the Haagsma family in 1811 — before the Haagsma name had even been officially adopted — when Jan Jakobs marries Ybeltje Piers. Note that the letter S after the second name denotes “son or daughter of”. Jan and Ybeltje name their first born son Jakob after his father, as was the norm. When their second son is born in 1817, he is of course named after Ybeltje’s father and so becomes Pier Jans — and since Jan has adopted the family name of Haagsma in 1815 in accordance with the new Napoleonic law, Pier Jans Haagsma is the first person in the lineage that was broken when my cousin became Ids Haagsma and I became Pier Kuipers.

As children we were always very much aware of our family history, especially on my mother’s side. Photographs of relatives long deceased adorned every corner of our home in Rotterdam, which — although rented — was in itself a family heirloom, occupied by members of the Haagsma clan since 1936 until my mother moved back to Friesland in 2002.

The portraits of Rinske Gietema and Jitske van Ketel, both dressed in traditional Friesian garb, were hung in the stairwell. They were my mother’s paternal and maternal grandmothers respectively, my mother carrying on the name Rinske. Following the rules of the naming traditions, that would mean that my mother is a second daughter, since the name of the maternal grandmother — Jitske — was reserved for the oldest daughter. This was indeed the case, but my aunt Jitske de Lange-Haagsma and her husband Piet both died from tubercolosis, in the same year that also witnessed the tragic death of Ids. They had been married for only a year.

Birth Certificate Jitske van Ketel
Birth Certificate of Jitske van Ketel

When I was visiting my mother a few months ago, we started talking about our family’s history once again. Among all the names, photographs and dates in my mother’s vast collection, the one thing she was missing was the precise birth date of Jitske van Ketel. Google came to the rescue and I soon found myself ploughing through dozens of genealogical websites, news groups and mailing lists. What we were looking for quickly came to light —the 26th September 1855, along with a copy of the entry in the relevant registry of births. What I had not expected however, was the avalanche of information that followed this discovery.

The birth certificate tells us that Jitske van Ketel was the oldest daughter of Bauke Ygrams van Ketel and Trijntje Baukes Tiemstra. Using our naming formula, we can deduce that Trijntje’s mother’s name must have been Jitske. What we can also assume, is that her oldest brother would have been called Ygram — if she had any brothers, that is. The plot thickens.

The pre-Christian tribes — including the Friesians — who occupied North-Western Europe before Irish monks came along to spread the Gospel, believed that their spirit would live on in descendants who bore their name. As a good pagan, you were obliged to name your children after your parents to ensure the survival of their souls. It appears that even in Christian times, the resulting tradition was pursued with a degree of fanaticism.

Although the names you’ve read about so far may seem unusual, Ygram is in fact very rare even in Friesland. Looking through the records of Jitske van Ketel’s siblings, I disovered that her dad went to extreme lengths in looking after the wellbeing of his father’s soul. Jitske did indeed have an older brother called Ygram, but he died in 1871 when he was just twenty and with no children of his own. Following Ygram’s death, no less than four more sons are born. All die when they are only a few months old — and all four were called Ygram.

The available records of my ancestors the van Ketels go back much further than any other branch. Using the name Ygram as a marker, the trail first goes back as far as 1661, when Jancke Ygrams van Achlum introduces the name into the family by marrying Jan Alberts van Ketel. Jancke’s mother was a lady by the name of Sara van Vierssen, and this family has been traced back as far as the early 1500s — that’s 12 generations back from my own.

Louis IV, Holy Roman Emperor
My Great(x18)-Grandfather ?

The pedigree does not stop there, however — far from it. Moving further and further back in time, we come across a girl by the name of Elisabeth who is born sometime in the mid 14th century. She is said to have been an illegitimate child of William V, Count of Holland and Zeeland, also known as William I, Duke of Bavaria. William was the son of no other than Louis IV, Holy Roman Emperor, who lived and ruled in the first half of the 14th century.

I recently read Umberto Eco’s The Name of the Rose for a second time and with a slightly different perspective. When the Holy Roman Emperor is mentioned in the story, I now allow myself to think of this historic figure as my great18-grandfather. I wonder where I should go to claim my rightful place on the throne?

Oh, and in case you don’t believe me — check this out:

Pier Kuipers Pedigree
My Claim to the Throne of the Holy Roman Empire

Credits

Ernst-Jan Munnik and his messages to the Yahoo newsgroup Friesland-Genealogy:
Message 19254
Message 19256
Alle Friezen, website that presents data from Frisian municipal archives
Genealogie Online
Tresoar, website of the Friesian Historic Museum
Google and Wikipedia
My mother’s archive